12-11-2007 — 

Er zijn maar weinig mensen meer die kunnen vertellen hoe de bekende architect Piet Sanders was in de dagelijkse omgang. Eén ervan is zijn zoon professor mr. Piet Sanders jr., inmiddels zelf al jaren ook al sr., die vrijdag 21 september 2007 de zeer respectabele leeftijd van vijfennegentig jaar bereikte. We spraken hem en zijn echtgenote Ida in hun woonhuis dat zijn vader bouwde aan de Burgemeester Knappertlaan.

Meneer Sanders, van harte gefeliciteerd. Ten tijde van uw geboorte woonden uw ouders nog aan de Korte Haven (nu nummer 123)?
“Ja, dat klopt. Op dat balkon boven de erker hebben we veel gezeten, vanaf die plek had je een prachtig uitzicht op de haven. Bijvoorbeeld op Koninginnedag, dan werden in de havens zwemwedstrijden gehouden.”

Wat is volgens u uw vaders belangrijkste erfenis?
“Het belangrijkste voor hem was het winnen van de prijs voor het ontwerp voor de ambachtsschool. De deelnemers aan de prijsvraag stuurden hun ontwerp ‘onder motto’ in. Dat houdt in dat de ontwerper anoniem blijft voor de jury. De naam van de inzenders gaat met het ontwerp mee in een gesloten envelop. De jury was erg verbaasd dat de winnaar nog zo’n jonge man was! Ze hebben de prijs toen toch toegekend, op voorwaarde dat hij die met een meer ervaren architect zou uitvoeren. Die eerste opdracht was natuurlijk enorm belangrijk voor zijn carrière. Verder heeft hij spectaculaire dingen gedaan, bijvoorbeeld om een tehuis voor ouden van dagen, het Sint-Jacobsgasthuis, in een villawijk te laten passen! Uit het resultaat blijkt wel zijn liefde voor oude mensen Daarvóór, op de Hoogstraat onder directeur Germeraad, sliepen de mensen nog op zalen! Vader heeft gezellige kamers voor ze gemaakt.
Dit huis zit ook vol met bijzonderheden. Dat komt mede doordat mijn vader zelf ook alles kon. Hij had tenslotte eerst op een ambachtsschool gezeten, dus hij kon zelf ook metselen en timmeren. Je ziet het aan het metselwerk van ons huis, dat heeft hij allemaal zelf getekend. Ik weet nog wel hoe we samen de stenen voor dit huis zijn gaan uitzoeken.”

De heer en mevrouw Sanders noemen het zelf ‘een rommelige dag’; er bellen vrienden en familieleden om te feliciteren, er worden boeketten bezorgd en tijdens het interview komt ook oud-burgemeester Reinier Scheeres nog even langs met een bloemstuk. Vol passie vertelt Sanders over kunstenaars die hij in Nederland introduceerde, de vele kunstwerken in en rond het huis.Veel van het werk van architect Sanders betreft volkswoningbouw. De Gorzen zijn daar een voorbeeld van. Het Heenvlietseplein wordt geheel in de oude staat teruggebracht en krijgt op initiatief van professor Sanders na de renovatie op de binnenplaats een door Rob Ruigrok ontworpen fontein.

Van alle werken van uw vader die nog over zijn, waar bent u zelf het meest trots op?
“Dat is een moeilijke vraag. Van kunst wordt me ook vaak gevraagd wat mijn favoriet is maar ik houd van allemaal. De Passage schiet me als eerste te binnen. Daarnaast het Sint-Jacobsgasthuis. Daar heb ik wel een bijzondere band mee, want ik was er dertig jaar regent. Het pand Van ’t Hoff en Jongepier. Hoe laat je in zo’n oude omgeving een modern pand passen? Het stoort niet en toch is het een kantoorboekenfabriek! Een bijzonder geval was de vergaderzaal voor de Bond van Distillateurs aan de Lange Haven. Die wilden dat in Renaissancestijl. Zoals vader bouwde, dat is er niet meer. Nu is het glas, staal en beton- dat vraagt om een heel andere benadering. 
En dan ons huis natuurlijk. Behalve dat heeft vader nog enkele andere villa’s aan de BK-laan gebouwd. Toen we hier in 1928 kwamen wonen was er nog helemaal niets, het was één grote zandvlakte!”

Daarvoor hebben uw ouders en u toch ook nog drie maanden op de Vismarkt gewoond?
“Toen vader dit huis bouwde was er onverwachts een zeer strenge winter. Ik heb zelf nog over de Maas gelopen, die was helemaal bevroren- kun je nagaan! De bouw liep echter wel onvoorziene vertraging op en we moesten uit ons huis aan de Korte Haven. Dat was al verkocht en de koper was alleen bereid ons langer in het huis te laten zitten tegen een krankzinnig hoge huur. Zo zijn we tijdelijk op de Vismarkt gaan wonen. Dat was toen nog een echte vismarkt met een bootje dat de vis kwam brengen voor de afslag.

Denkt u dat uw vader meer bekend zou zijn als hij zich minder op Schiedam had geconcentreerd en zich meer landelijk had geprofileerd?  
“Nou dat lag niet zo in zijn lijn, al heeft hij wel wat in Amsterdam gebouwd. Hij was geboren en getogen aan het Hoofd en een echte ‘Hoofdtenaar’. Hij deed er allerlei dingen die jongens doen, zoals de rivier overzwemmen."

Zijn er nog details in dit huis die u nog kunnen verrassen?
“Ik ben voortdurend in verrassing! Ik sta altijd om zeven uur op. Dan is het nog helemaal rustig en geniet ik enorm. Bij binnenkomst heeft u het halletje wel gezien, dat zit vol met marmer. Dat heeft vader speciaal gedaan om aan cliënten te kunnen laten zien wat er allemaal met marmer kan. Op de vloer ligt een ingebouwde vloermat. Dat was in 1928 nog iets nieuws!”

Het onderzoek voor de tentoonstelling vereiste de nodige oplettendheid omdat er nu al zeven of acht generaties de naam Piet wordt doorgegeven.
“Klopt ja, en onze zoon heet natuurlijk ook Piet. We hebben nog een zoon, Martijn, en een dochter. Zij heeft een kunstgalerij in New York. Nu mag ik niet meer vliegen, maar daarvoor gingen we elk jaar naar Amerika. Ik ben veel weggeweest; gedurende de oorlog was ik gegijzeld. Na afloop daarvan in Den Haag bij (minister-president) Schermerhorn en secretaris van de ministerraad. Daarna in 1948 een jaar in Indonesië waar ik als secretaris van de Commissie-Generaal aan het verdrag van Linggadjati heb gewerkt. En daarna nog eens vier maanden in Marokko als adviseur van de Sultan. En nu zit ik rustig op de BK-laan te genieten van het uitzicht.”